Het kind staat centraal; het is de essentie van Montessorionderwijs. Maar dat wordt in het onderwijs vaker gezegd, ook bij andere onderwijsvormen. Wat maakt het Montessorionderwijs echt anders? En wat betekent dit voor de leerkrachten, voor het interieur en de materialen? Wyneke de Vries, schoolleider Montessorischool Wij de Wereld: “Ik voel mij verbonden met het Montessorionderwijs, omdat we kijken naar kinderen en onze rol als opvoeder.”
Kind als uitgangspunt
De lijn van het kind is het uitgangspunt binnen montessorionderwijs. Kinderen leren zelf keuzes te maken, waardoor ze groeien in verantwoordelijkheid. Wyneke:“Er wordt wel eens gedacht dat een kind hier alles mag. Maar de keuzes die een kind maakt, zijn niet vrijblijvend. Als leerkracht schets je de kaders. Je kijkt naar de ontwikkelingsfase van een kind, wat je nu zou mogen verwachten en wat het kind nodig heeft om verder te komen. We observeren dus heel veel en bieden dingen gericht aan. We sturen, stimuleren en laten zien wat er nog meer is om te ontdekken. We nodigen kinderen uit en geven vervolgens de ruimte om het zelf te doen.”Kosmisch onderwijs
Op een montessorischool wordt kosmisch onderwijs gegeven. In de onderbouw ligt de nadruk op de relatie tussen tijd en ruimte, denk aan de seizoenen. In de middenbouw wordt gekeken naar het ontstaan van de aarde, de planten en dieren. In de bovenbouw staan culturen, tradities en je rol als mens centraal. “We zien alles in samenhang met elkaar en laten daarbij veel ruimte voor wat er nu speelt. Wat is er in het nieuws? Wat nemen kinderen mee? Kinderen zoomen in, als leerkracht heb je de taak om uit te zoomen en alles in het bredere perspectief te zetten. Denk aan het historische of aardrijkskundige perspectief: hoe is dit onderdeel van het grote geheel? In dit kader is de verbinding tussen binnen en buiten belangrijk. We hebben een grote tuin en praten over oogst, fruitbomen, bloesem. Wat speelt daarin een rol? Hoe werkt het? In de onderbouw hebben de kinderen allemaal een plant waarvoor ze zorgen. Ja, wij hebben echte platen, die zorg en aandacht nodig hebben. Dat is precies wat we kinderen willen leren: zorg voor elkaar en hun omgeving.”Interieur en materiaal Montessorionderwijs
Het montessorionderwijs kent heterogene groepen verdeeld over een onder-, midden- en bovenbouw. Elke ‘bouw’ heeft een eigen open ruimte. “Ik denk nog wel eens terug aan de tijd dat we alle kinderen, materialen en meubels per groep in een lokaal propten. Waar is dat goed voor? Soms zegt iemand dat in een open ruimte veel prikkels zijn, maar hoe zie je dan zo’n lokaal waar je amper tussen 2 tafeltjes door kunt lopen? “ “Kinderen hebben een mathematische geest. Ze hebben een natuurlijke behoefte aan orderenen, structureren en groeperen.” Hoe wordt de leeromgeving, het materiaal en het interieur hierop afgestemd?- Bij de onderbouw is er veel speelruimte op de grond. Er is bijvoorbeeld een grote bouwplaats, een huishoek en een plek voor de kring.
- Kinderen in de midden- en bovenbouw hebben een eigen lade, maar geen eigen plek. Ze bewegen zich dus vrij in de ruimte en kiezen de plek die past bij wat ze gaan doen. Je ziet veel verschillende werkplekken, waar je alleen of samen aan de slag kunt, zoals treinbanken, statafels en werkhuisjes. “Er wordt veel samengewerkt en onderzocht. De sociale interactie, maar ook de ruimte om te bewegen is belangrijk.”
- Er is ook plek voor ontspanning, eten en lezen. Je ziet groepstafels, hangstoelen en ook een kookcafé waar bijvoorbeeld lekkers gebakken wordt met alle jarigen van deze maand.
- De materialen die op een montessorischool gebruikt worden, hebben vaak een relatie met de werkelijkheid. “Kinderen leren door voorleven, dus zie je een echte bezem, schoenpoets en afwasborstel. We benoemen de dingen ook bij naam, direct in de onderbouw. Dus een driehoek, maar ook een prisma, cirkel en pyramide. Een vogel, maar ook de leeuwerik, spreeuw en mus. We weten dat kinderen dit net zo makkelijk opnemen als kindertaal.”
- Kasten zijn open en materiaal is uitnodigend gepresenteerd, zodat de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen wordt geprikkeld. Kleuren corresponderen met hoeveelheden of maten. “Zo hebben de lijnen van grote en kleine getallen kleuren, waaraan de kinderen de eenheid aflezen.”
- Jonge kinderen zijn heel gevoelig voor zintuigelijke ontwikkeling. Maria Montessori ontwikkelde materiaal voor de verfijning van onder meer de visuele en auditieve zin en de smaak-, tast- en reukzin. “We hebben bijvoorbeeld een wereldbol met de werelddelen in verschillende kleuren en structuren, zodat ze het kunnen voelen en zien.”
- Door materiaal vast te houden en te voelen krijgen kinderen een idee bij de hoeveelheid. “We hebben kralenstaafjes en kettingen als rekenmateriaal, blokkentorens van een kubieke centimeter, decimeter en groter en stokken met lengtes tot een meter. Bij de onderbouw praten we over dik, dun, lang en kort. In de bovenbouw rekenen we uit hoe groot het werkelijk is en hoeveel er van de ene vorm in de andere passen.”